Klas 1C/1D - Hoofdstuk 1 woordenschat - KGT

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Aanleg hebben voor

• Moeite hebben met

• Gebrek hebben aan

• Talent hebben voor

• In de juiste houding staan

Kies de betekenis van het onderstreepte woord:

Combineren

• Bedenken

• Ontwikkelen

• Samenvoegen

• Verschillen

Kies de betekenis van het onderstreepte woord:

Concentratie

• Aandacht op één ding

• Het je voorstellen

• Hulpmiddel om iets te onthouden

• Met gevoel voor andere mensen

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Buitengewoon

• Bijzonder

• Gewoon

• Normaal

• Doorsnee

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Kritisch

• Alles accepteren

• Gemakkelijk tevreden zijn

• Niet zomaar alles geloven

• Iets belangrijk vinden

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Concurrent

• Medewerker

• Mentor

• Vriend

• Tegenstander

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Favoriet

• Een onbelangrijke keuze

• Een willekeurige optie

• Iets wat je het minst leuk vindt

• Iets waar je het meest van houdt

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

de omgeving

• Afgelegen plaats

• De binnenkant van iets

• De verre buitenwereld

• De ruimte om je heen

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Uitblinken

• Aandacht gericht op één ding

• Ergens opvallend goed in zijn

• Zonder andere mensen

• Gedreven zijn

Kies de juiste betekenis van het onderstreepte woord:

Variëren

• Verschillen

• Verhogen

• Beoordelen

• Samenvoegen