Organellen zijn onderdelen van cellen, die bij planten, dieren of beiden kunnen voorkomen.
Welke van de combinaties in de bijlage is juist?
Oefentest cursus deel 1

Quiz
•
Other
•
Professional Development
•
Hard
Ludens Bijlessen
Used 4+ times
FREE Resource
20 questions
Show all answers
1.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
A
B
C
D
Answer explanation
2.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
In de tekening in bijlage is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traan vocht bevat een enzym dat bacteriën doodt. de weg die dit enzym door de cel volgt vanaf de productieplaats tot de afgifte via blaasjes is aangegeven met pijlen. Hierbij speelt organel Q een rol.
Welk organel wordt met Q aangegeven?
A: Endoplasmatisch reticulum
B: Golgi-apparaat
C: Mitochondrie
D: Ribosoom
Answer explanation
3.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
Een autotroof ééncellig organisme leeft tijdelijk in een volledig anaëroob milieu.
Welk organel zal in een dergelijk organisme niet functioneel zijn?
A: Chloroplasten
B: Golgi-apparaat
C: Lysosomen
D: Mitochondriën
Answer explanation
4.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
In de tekening is de vorming van een nucleïnezuur weergegeven.
Is het gevormde nucleïnezuur DNA of RNA? Is hierbij wel of geen mutatie opgetreden?
A: DNA/mutatie
B: DNA/geen mutatie
C: RNA/mutatie
D: RNA/geen mutatie
Answer explanation
5.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
Waarom wordt bij DNA-replicatie één van beide strengen langzamer aangemaakt dan de andere?
A: Omdat het DNA-polymerase de stukken nog aan elkaar moet hechten.
B: Omdat enzymen voor de replicatie uitgeput raken.
C: Omdat de ene DNA-streng in fragmenten wordt aangemaakt, terwijl de andere (5' -> 3') in 1 keer aangemaakt wordt.
D: Omdat de ene DNA-streng in fragmenten wordt aangemaakt, terwijl de andere (3' -> 5') in 1 keer aangemaakt wordt.
Answer explanation
6.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
Welke van volgende formules stemt overeen met magnesiumchloriet?
A: MgCl
B: Mg(ClO2)2
C: Mg(ClO3)2
D: Mg3(ClO3)2
Answer explanation
7.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
15 mins • 1 pt
Het atoomnummer van chloor is 17. De twee in de natuur voorkomende isotopen van chloor zijn 35 Cl en 37 Cl. Als je nu in de tabel van Mendeljev ter hoogte van het element chloor kijkt, dan vind je als atoommassa van chloor 35,5.
Welk van volgende beweringen is juist?
A: Beide isotopen komen in dezelfde mate voor.
B: Er komt minder 35 Cl voor dan 37 Cl
C: Er komt meer 35 Cl voor dan 37 Cl
D: Men heeft niet genoeg gegevens om over het relatief voorkomingspercentage een uitspraak te doen.
Answer explanation
Create a free account and access millions of resources
Similar Resources on Quizizz
17 questions
WvSr toets1

Quiz
•
Professional Development
20 questions
Hoofdstuk 3 | LJ2 | MAVO | Pincode 6 | PRS

Quiz
•
KG - Professional Dev...
16 questions
ECONOMIE VOOR HET VMBO

Quiz
•
KG - Professional Dev...
17 questions
Eerlijke handel

Quiz
•
1st Grade - Professio...
19 questions
Valse vrienden in het strafrecht

Quiz
•
Professional Development
16 questions
Kamiel luisterboek

Quiz
•
Professional Development
25 questions
Samenwerken in Vakmanschap (oefenvragen)

Quiz
•
Professional Development
15 questions
Espace entreprise courant 3

Quiz
•
Professional Development
Popular Resources on Quizizz
15 questions
Multiplication Facts

Quiz
•
4th Grade
20 questions
Math Review - Grade 6

Quiz
•
6th Grade
20 questions
math review

Quiz
•
4th Grade
5 questions
capitalization in sentences

Quiz
•
5th - 8th Grade
10 questions
Juneteenth History and Significance

Interactive video
•
5th - 8th Grade
15 questions
Adding and Subtracting Fractions

Quiz
•
5th Grade
10 questions
R2H Day One Internship Expectation Review Guidelines

Quiz
•
Professional Development
12 questions
Dividing Fractions

Quiz
•
6th Grade