Modalverben im Präsens und Präteritum

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:
kunnen - Er ___ sehr gut Klavier spielen.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

mogen - Wir ___ hier nicht rauchen. (Präsens)

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

willen - Meine Freundin ___ morgen ins Kino gehen.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

moeten - Du ___ deine Hausaufgaben machen für eine gute Note.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

kunnen - Ihr ___ voriges Jahr schon gut Deutsch reden.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

houden van - Wir ___ deutsche Musik sehr. (Präsens)

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

mogen - Meine Freundin ___ als Kind nie lange aufbleiben.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

moeten - Ich ___ vorige Woche zum Zahnarzt, weil ich viel Schmerzen hatte.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

moeten - "Du ___ das morgen einliefern", sagt der Lehrer.

Vul de juiste vorm van het gegeven werkwoord in:

aardig vinden - Du ___ ihn früher doch auch nicht?