Het verkeer

De ... vastklikken

• stoel

• stuur

• gordel

• spiegel

Ik heb geen ... want ik ben 14 jaar.

Ik steek het ... over.

Ik neem een ... als ik fiets.

• helm

• helm en een fluovestje

• helm en een bril

• een fluovestje en een bril

De ... van de trein is niet goed omdat de trein vaak vertraging heeft.

Op de fiets steek ik ... uit om de richting te tonen.

Tijdens de covid-pandemie moeten we ... houden om niet ziek te worden.

• afstand

• een feestje

• reünie

• een sportwedstrijd

Een ander woord voor winkelen is ...

• dromen

• slapen

• droppen

• shoppen

Ik sta in de ... omdat er een ongeluk gebeurd is. Er is een lange rij auto's.

• file
• sportzaal

• verkeerslichten

• bibliotheek

Ik ... want ik nader de bebouwde kom.