Julie, 27 jaar, presenteert zich in de huisartsenpraktijk met als aanmeldingsklacht hoofdpijn. Bij verdere anamnese blijkt dat ze al een kleine maand met een sombere stemming zit. Deze is het grootste deel van de dag aanwezig. Dit uit zich in verscheidene zaken: vroeger ging ze graag tekenen, nu niet meer, ze vindt het zelf lastig om haar aandacht te focussen, haar bed uit te komen. Echte suïcidaliteit is momenteel niet aanwezig. Ze weet de echte reden van haar somber gemoed niet, juist daarom voelt ze haar schuldig naar haar vriend.
Spreken we hier van een depressie?